Info

The Nag’s Head, een kennismaking

In een Ierse pub is het altijd gezellig. De avonden worden regelmatig opgeluisterd door live muziek. Soms door een band, soms door muzikanten die toevallig op hetzelfde tijdstip in dezelfde pub elkaar ontmoeten. De ongedwongenheid, vrijheid, de aparte smaak van het Ierse bier, de prettige afwezigheid van tijdsbesef en de aanstekelijke melodieën zorgen ervoor dat het publiek zich iedere avond weer mee laat slepen in een roes van heerlijke ontspanning. Die sfeer willen wij graag met ons publiek delen.

The Nag’s Head ontstond in september 1997 als een initiatief van een aantal Nederweertenaren met een verleden in de volksdanswereld. De naam van de band is, hoe kan het ook anders, hetzelfde als de naam van menige pub in Ierland. En het motto van de band is al even passend: “A song to a beer”.

The Nag’s Head bestaat uit:
Marianne van Deursen: zang, melodica
Gerard Rooijakkers zang , gitaar
Jo Kessels: bodhrán, cajon
Louis Saes: accordeon, concertina, melodica
Henk Verheijen: tin whistles, gitaar, mandoline
Joke Oostdijk: viool
Wim Korten: gitaar, zang, ukelele
Jos Sieben: basgitaar, zang.

Geschiedenis/achtergrond
Sinds de oprichting speelt The Nag’s Head gezellige pubsongs, melancholische traditionals, wereldberoemde folksongs, ontroerende ballads en ook de instrumentale nummers worden niet vergeten. Werd in het begin vooral geluisterd naar The Dubliners en werden er toen vooral “traditionals” gespeeld, in de loop der tijd zijn steeds meer andere stijlen opgepikt (o.a. van bands als The Chieftains, Planxty, Van Morrison, Rapalje) en zijn ook modernere Ierse nummers in het repertoire beland (o.a. van Mary Black, Steve Earl, David Kincaid). En het ruigere werk (Flogging Molly) is tegenwoordig ook een vast onderdeel van bijna elk optreden. Recent zijn ook nummers uit de Schotse folklore in het repertoire opgenomen.

Maar het is niet alleen vrolijkheid en gezelligheid die in de Ierse muziek doorklinkt. Naast ongecompliceerde liefdesliedjes (Down by the Sally Gardens), drinkliederen (All for me grog)  en ballades die de schoonheid van het uitgestrekte groene eiland en zijn kusten bezingen (Cliffs of Doneen) is er zeker ook plaats voor de minder vrolijke kant van het Ierse leven en de bewogen geschiedenis.

Zo heeft de hongersnood in het midden van de negentiende eeuw (1845 – 1850) zijn sporen nagelaten. Meer dan de helft van de Ierse bevolking is toen gestorven of gevlucht naar de VS, Australië, Groot-Brittanië en andere. Deze hongersnood was niet alleen het gevolg van het mislukken van de aardappeloogsten wegens de schimmelziekte, maar ook van het ongebreidelde kapitalisme dat toen in Ierland hoogtij vierde en, door de Engelsen geïntroduceerd, geen oog had voor de noden van de arme bevolking die uitgebuit werd.
In de geschiedenis van Ierland is het trouwens maar zelden voorgekomen dat het land onafhankelijk was. Sinds de Vikingen in 795 AD het eiland in bezit namen is het daarna vrijwel altijd door anderen overheerst, vooral ook omdat de Ieren zelf altijd onderling verdeeld bleven en geen vuist konden maken tegen vreemde invloeden. De Engelsen en de Fransen (Normandiërs) hebben veel strijd geleverd om de overheersing van het eiland en het steeds als een wingewest behandeld. Deze strijd had ook alles te maken met de “rivaliteit” tussen katholieken en protestanten. Uiteindelijk is, met de paasopstand van 1926, de Ierse republiek als een onafhankelijk land ontstaan. Nou ja, het eiland is tot op de dag van vandaag niet helemaal herenigd: het Noord-Oosten is een onderdeel van Groot-Brittanië gebleven.

Ons repertoire
Deze geschiedenis heeft een grote stempel gedrukt op veel liedteksten. Vaak gaat het over het ronselen van soldaten (Arthur McBride), over een slag die geleverd is ( Follow me up to Carlow) of over het feit dat Ieren als soldaten deelgenomen hebben aan gevechten ver buiten de landsgrenzen (The band played Waltzing Matilda). Ook de Paasopstand wordt bezongen (Foggy dew). Veel Ieren zijn het land ontvlucht vanwege de politieke of economische situatie, maar dat leidt niet altijd tot een betere toekomst (Paddy’s Lamentation, The leaving of Mullingar). De huidige situatie van een verdeeld Ierland heeft ook nogal wat inspiratie gegeven voor songteksten (Only our rivers run free, A nation once again, The town I loved so well).

Door alle ellende die ze meegemaakt hebben, zijn de Ieren melancholisch geworden. In vrijwel ieder lied zit wel een mineurakkoord. Maar ze hebben ook de gave om zelfs aan de meest droevige situaties een draai te geven zodat je er vrolijk van wordt (Isn’t it grand boys, Weile weile waile).

Ook modernere songs bevatten deze elementen. Zo heeft David Kincaid een heel album volgezongen over de deelname van de Ieren aan de Amerikaanse burgeroorlog en de minder glorieuze kanten daarvan (o.a. Free and Green).

De Ierse folkore is nog steeds levend. Moderne artiesten schromen niet om oude nummers nieuw leven in te blazen en op de plaat te zetten (Sting: Mo ghile no mear, Sinnead O’Connor: She moved through the fair, Van Morrison: Mairi’s wedding, Thin Lizzy: Whiskey in the jar en veel anderen) of van nieuwe teksten te voorzien (Simple Minds: Belfast child). Er worden ook nog steeds nieuwe songs gecomponeerd die in dezelfde traditie passen (Steve Earl: Galway Girl, Flogging Molly: The worst day since yesterday).